Bhagavad Gita - Hoofdstuk 13
Bhagavad Gita - Hoofdstuk 13
Het doet altijd deugd om (solo, of in groep) een hoofdstuk van de Bhagavad Gita te (her)lezen, in de versies van
- His Divine Grace A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupada (0), en/of
- SRILA BHAKTIVEDANTA NARAYANA GOSVAMI MAHARAJA (1), die zelf voortbouwt op het commentaar van Šríla Višvanátha Čakravartí Thákura
… want het geeft je altijd goesting om meer van de purports te (her)lezen. Zo ook dit Hoofdstuk 13, over
- prakṛti [de materiële natuur] en puruṣa [de genieter],
- over het veld (lichaam) en de kenner(s) van het veld,
- en over kennis en het kenbare
waarvan onderstaande fragmenten jou opnieuw
- doen opkijken, of opschrikken
- of simpelweg blijven verwarren... door het losse gebruik van het woord “Brahma(n)”, dat (afhankelijk van de context) iets anders betekent: (1) de individuele ziel; (2) het onpersoonlijke, alomtegenwoordige aspect van de Allerhoogste; (3) de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods; (4) de mahat-tattva, de totale materiële substantie... en (zo blijkt) ook dikwijls (5) de ene SuperZiel/ParamAtmA ?
Bg 13.3
Kṛṣṇa Hij: ‘Ook Ik ben de kenner, maar ik ben niet de individuele kenner van het lichaam. Ik ben de superkenner.’
(0)
Er zijn vijf stadia van Brahman-realisatie (of “the five levels of ego covering the self”, volgens SB 10.87.17 ??) die “brahma pucchaM” (“the support of Brahman” ; “ultimate Brahman”) worden genoemd:
- Een manifestatie van de energie van de Allerhoogste Heer die bekendstaat als ANNA-MAYA of het afhankelijk zijn van voedsel voor het bestaan. Dit is een materieel besef van de Allerhoogste.
- Na het besef van de Allerhoogste Absolute Waarheid in voedsel, kan iemand in PRĀṆA-MAYA een besef krijgen van de Absolute Waarheid in de levenskenmerken van levenssoorten.
- In JNĀNA-MAYA reikt het besef verder dan de levenskenmerken tot het punt van denken, voelen en willen.
- Daarna komt Brahman-realisatie, die VIJNĀNA-MAYA wordt genoemd en waarin de geest van het levend wezen en zijn levenskenmerken onderscheiden zijn van het levend wezen zelf.
- Het volgende en hoogste stadium is ĀNANDA-MAYA, het besef van de algelukzalige natuur.
Van deze vijf hebben de eerste drie — ANNA-MAYA, PRĀṆA-MAYA en JÑĀNA-MAYA — betrekking op de velden van activiteit van de levende wezens.
De Heer is ontstegen aan al deze velden van activiteiten en wordt ĀNANDA-MAYA genoemd. Het Vedānta-sūtra beschrijft de Allerhoogste ook met de uitspraak ānanda mayo ’bhyāsāt: de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is van nature vol vreugde.
Om van Zijn transcendentale gelukzaligheid te genieten expandeert Hij Zich als VIJÑĀNA-MAYA, JÑĀNA-MAYA, PRĀṆA-MAYA en ANNA-MAYA.
.
(1)
Ref. TaittirIya UpaniSad 2.1.2:
“Among conscious entities, there are five gradations of puruSa, or enjoyer:
- ANNAMAYA (conscious only of food),
- PRANAMAYA (conscious only of life),
- MANOMAYA (conscious of the mind)
- VIJNANAMAYA (conscious of the soul), and
- ANANDAMAYA (conscious only of bliss).
The first three (ANNAMAYA, PRANAMAYA and MANOMAYA) represent consciousness centred upon the inert kSetra (material body).
Different from them is the VIJNANAMAYA-puruSa, the jIva‚ who, as the knower of the kSetra (this material body), is the secondary kSetra-jNa.
Distinct from these two is the Supersoul, and He is the ANANDAMAYA-puruSa. This ANANDAMAYA-puruSa is indeed ParameSvara, the regulator of everything, the witness of all and the original kSetra-jNa.”
(0)(1)
Het veld van activiteiten bestaat (hiërarchisch) uit
- prakṛtim — de materiële natuur;
- (mahat) avyaktam — het ongemanifesteerde;
- ahaṅkāraḥ — vals ego;
- (buddhiḥ — intelligentie);
- mahā-bhūtāni — de grote elementen (aarde, water, vuur, lucht en ether), als „grove vertegenwoordiging van het vals ego" ...en corresponderende
- pañca indriya-go-carāḥ - vijf zinsobjecten (geur, smaak, vorm, tast, gehoor)
- indriyāṇi daśa-ekam - de elf zintuigen, nl.
--vijf kennisvergarende zintuigen (jNanendriya): de ogen, oren, neus, tong en huid
--vijf uitvoerende zintuigen (karmendriya): de stem, benen, handen, anus en geslachtsdelen.
--de geest, die hoger staat dan de zintuigen; deze geest is inwendig en kan daarom het inwendige zintuig worden genoemd.
Daarnaast zijn er, als „transformaties” / „ wisselwerkingen” / „producten”/„manifestaties” / „vertegenwoordigers” van
-…ofwel de vijf grofstoffelijke elementen in het grofstoffelijke lichaam
- icchā - begeerte
- dveṣaḥ - haat
- sukham - geluk
- duḥkham - ellende
- saṅghātaḥ — het samenstel [het lichaam];
- …ofwel het fijnstoffelijk lichaam (bestaande uit geest, ego en intelligentie):
- cetanā - "levenskenmerken, vertegenwoordigd door het bewustzijn" (0) of „genegenheden en absorpties (als functies voor het vergaren van kennis) van de geest (die zelf slechts een spoor is van het zuivere bewustzijn van de ziel)” (1)
- dhṛtiḥ — de „overtuigingen" (0) of „verdraagzaamheid’ (1).
Het DOEL
- voor de jNani's (waaronder advaitavAdis/impersonalisten) is: "jNana" ("basiskennis van jivAtmA en paramAtma") ofte "guni-bhUta-bhakti" (bhakti die overheerst wordt dor jNana en karma),
- voor de toegewijden is: "svarUpa-siddhA bhakti" / "zuivere toewijding".
Bovenstaand doel wordt bereikt via twintig vormen van beoefening (sAdhanas):
(0)
NEDERIGHEID betekent dat men niet moet verlangen naar de voldoening die voortkomt uit verering door anderen. De materialistische levensopvatting doet ons ernaar hunkeren door anderen geëerd te worden, maar vanuit het gezichtspunt van iemand met perfecte kennis — iemand die weet dat hij dit lichaam niet is — is alles met betrekking tot het lichaam, of het nu eer is of schande, waardeloos. Men moet niet naar dit materiële bedrog verlangen. Mensen willen heel graag beroemd zijn op grond van hun religie en als gevolg daarvan zien we soms dat iemand zich aansluit bij een groep die eigenlijk geen religieuze principes volgt, zonder de principes van religie te begrijpen en dat hij zich vervolgens wil laten gelden als een religieus leider. Om te zien in hoeverre men werkelijk vooruitgang maakt in de spirituele wetenschap, heeft men iets nodig waaraan men die vooruitgang kan toetsen. Men kan zich hierover een oordeel vormen aan de hand van deze onderdelen.
.
EENVOUD betekent dat iemand zonder sluwe diplomatie zo eerlijk en open moet zijn, dat hij zelfs aan een vijand de waarheid kan onthullen.
.
Wat het BENADEREN VAN EEN SPIRITUEEL LERAAR betreft, dat is essentieel, want zonder de instructies van een bonafide spiritueel leraar kan niemand vooruitgang maken in de spirituele wetenschap. Men moet de spiritueel leraar in alle nederigheid benaderen en hem allerlei diensten verlenen, zodat hij tevreden zal zijn en de discipel zijn zegeningen zal geven. Omdat de bonafide spiritueel leraar een vertegenwoordiger van Kṛṣṇa is, zal de discipel door de zegeningen van de spiritueel leraar onmiddellijk vorderingen maken, zelfs zonder dat deze (*) alle regels en bepalingen volgt. Of met andere woorden, iemand die de spiritueel leraar zonder terughoudendheid heeft gediend, zal de regulerende principes gemakkelijker kunnen volgen.
(*) EN: "if he (i.e. the spiritual master) bestows any blessings upon his disciple, that will make the disciple immediately advanced without the DISCIPLE’S following the regulative principles." M.a.w. het gaat hier over de discipel, niet de leraar, die al dan niet onnozel blijft doen !
.
AFWEZIGHEID VAN VALS EGO
Vals ego betekent dat men zich vereenzelvigt met het lichaam.
Wanneer iemand inziet dat hij zijn lichaam niet is maar een ziel, komt hij tot zijn werkelijke ego.
Het ego bestaat.
Vals ego wordt afgewezen, maar het werkelijke ego niet.
In de Vedische literatuur staat: ahaṁ brahmāsmi — ik ben Brahman, ik ben spiritueel (Bṛhad-āraṇyaka Upaniṣad 1.4.10). Dit ‘ik ben’, het besef van het zelf, bestaat ook in de bevrijde toestand van zelfrealisatie.
Dit besef van ‘ik ben’ is ego, maar
- wanneer het besef van ‘ik ben’ op het valse lichaam gericht wordt, wordt het vals ego.
- Wanneer het besef van het zelf zich op de werkelijkheid richt, is het werkelijk ego.
Er bestaan filosofen die zeggen dat we ons ego moeten opgeven, maar we kunnen ons ego niet opgeven, want ego betekent identiteit. We moeten natuurlijk wel onze valse identificatie met het lichaam opgeven.
.
INZICHT DAT HET ONDERGAAN VAN GEBOORTE, DOOD, OUDERDOM EN ZIEKTE ELLENDIG IS, want
als we
- geen pessimistische kijk op het materiële leven hebben en
- de ellende van geboorte, dood, ouderdom en ziekte niet inzien,
zal er geen stimulans zijn om vooruitgang te maken in het spirituele leven !
.
ONTHECHT ZIJN VAN KINDEREN, VROUW EN HUIS betekent niet dat men geen gevoelens voor hen mag hebben. De genegenheid die we voor hen koesteren is natuurlijk, maar wanneer ze ongunstig zijn voor spirituele vooruitgang, zouden we niet gehecht aan ze moeten zijn.
Als iemand zijn gezinsleven (dusdanig) vorm kan geven om er Kṛṣṇa-bewustzijn te ontwikkelen, dan is het niet nodig het gezinsleven te verwisselen voor een onthecht leven. Maar als het niet bevorderlijk is, als het niet gunstig is voor spirituele ontwikkeling, dan moet het gezinsleven opgegeven worden.
Men moet alles opgeven om Kṛṣṇa-bewust te worden en Kṛṣṇa te dienen, net zoals Arjuna deed. Arjuna wilde zijn familieleden sparen, maar toen hij eenmaal begrepen had dat deze familieleden zijn Kṛṣṇa-bewustzijn in de weg stonden, aanvaardde hij de instructie van Kṛṣṇa en ging hij het gevecht aan en doodde hij hen (!?)
Men moet onder alle omstandigheden onthecht zijn van het geluk en het verdriet van het gezinsleven, omdat men in deze wereld nooit volledig gelukkig of volledig ongelukkig kan zijn.
.
Niemand kan ooit het komen en gaan van geluk en verdriet beperken ; en daarom moet men onthecht zijn van het geluk en het verdriet van de materialistische manier van leven ("van anderen" ?!, ref. (1))... om onder beide omstandigheden vanzelf GELIJKMOEDIG te zijn.
.
Iemand kan zichzelf testen door te zien in hoeverre hij GENEIGD is OM OP EEN AFGEZONDERDE PLAATS TE WONEN, zonder ongewenst gezelschap. Een toegewijde heeft natuurlijk geen enkele behoefte aan onnodig sporten of het bezoeken van een bioscoop of andere sociale bezigheden, omdat hij inziet dat die activiteiten gewoon tijdverspilling zijn. (oeps :p)
.
Zodra er sprake is van devotie moeten we bedenken dat het over de relatie tussen de Superziel en de individuele ziel gaat.
De individuele ziel en de Superziel kunnen niet één zijn, tenminste niet wanneer we het vanuit het oogpunt van bhakti, de devotionele levensopvatting, bekijken.
..
(1)
Opmerkelijk:
All above sAdhanas are considered by the ignorant to be twenty transformations of kSetra (the material body).
In reality, they comprise knowledge, which destroys the transformations of kSetra. One attains the supremely pure Absolute Truth by taking shelter of them. They are not the transformations of the field of the body; rather, they are the remedies that can destroy those transformations.
“Of these twenty, a person should adopt exclusive and undeviating devotion to Me (ananya-avyabhicAriNI-bhakti).”
The other nineteen characteristics are secondary fruits of bhakti. They purify the impure kSetra (body) of the jIva and ultimately help him attain his eternal, perfect kSetra. These nineteen characteristics, which are like the throne of BhaktI-devI, the goddess of devotion, should be understood as true knowledge. Everything else is ajNAna‚ ignorance.
De vorige verzen verklaarden (0):
- the fundamental principle of kSetra-jNa (the knowers of the field of the body).
- the nature of kSetra (the field of body),
- its transformations,
- the process by which one can become free from these transformations.
- the fact that both the living entity and the Supersoul are the knowers of this field.
...maar hierna wordt dit dertiende hoofdstuk echt verwarrend:
"...Brahman, dat-spiritueel is,-zonder begin en ondergeschikt - "subordinate (0) vs. "dependent"(2) - aan Mij,-is ontstegen aan ("lies beyond") de oorzaak en gevolg van de materiële wereld."
Verwarring: welk aspekt van "Brahman" wordt door dit vers beschreven ??
-Srila Prabhupada (0) vindt (in dit vers) een focus op Brahman's betrekking tot de individuele ziel (en pas in het volgende vers Bg 13.14, de superziel op zichzelf), met expliciete vermelding: "Wanneer het woord ‘Brahman’ zo (in dit vers Bg 13.13) betrekking heeft op het levend wezen, dan betekent dit
- dat het vijñāna-brahma is, en
- dat het onderscheiden is van ānanda-brahma. Ānanda-brahma is het Allerhoogste Brahman, de Persoonlijkheid Gods."
-Voor Srila Narayan (1) en/of SrIla ViSvanAtha focust dit vers meteen op de (para)Brahman, en zo sluit hij elk misverstand uit (betreffende "jiva called as brahma/Brahman"), wat zijn commentaar (gebaseerd op vertaling van srila Bhaktivinoda Thakura: "...Brahman, THE KNOWABLE, ...") veel eleganter doet aansluiten met het volgende vers (Bg 13.14)!
“Sometimes in SAstra, the jIva is also called brahma/Brahman, but the jIva can never be called Parabrahma‚ because he is different from Parabrahma in every respect. The living entity has atomic consciousness and Parabrahma is the infinite, conscious Entity.
Some people suffer from the misconception that the living entity becomes brahma/Brahman. This is because they do not understand the deep import of the GItA’s phrases such as brahma-bhUta (18.54) and brahma-bhUyAya kalpate (14.26), which describe the living entity.
The jIva is
- without beginning, and
- by constitution devoted to BhagavAn.
- (He is) only partly endowed with the qualities of brahma/Brahman, (and he is)
- beyond cause (sat) and effect (asat).
(1)
Brahma/Brahman alone exists, pervading everything through (the medium of the hands, feet, etc., of) all jIvas who are subordinate to Him and situated within Him.
Commentaar(0)
- Eigenlijk hebben de individuele zielen spirituele zintuigen, maar in het geconditioneerde leven zijn deze bedekt met materiële elementen en daarom worden de zintuiglijke activiteiten uitgevoerd via materie.
- De Allerhoogste Heer heeft Zijn eigen spirituele zintuigen, die niet besmet zijn door de materiële hoedanigheden (m.a.w niet door materie bedekt). Zijn zintuigen worden daarom nirguṇa genoemd ("Guṇa" verwijst naar de materiële hoedanigheden).
Purport(1)
- "That knowable Person is the illuminator of all the senses and their functions." ...met in de purport: "Brahma/Brahman manifests all the sense objects. The Srutis say: 'tac cakSuSas cakSuH' - He is the eye of the eye (Kena UpaniSad 1.2)"
- That brahma/Brahman is the source of the function of the senses and is also the source of the sense objects.
Purport (1) - "For ignorant people, he is millions of miles away. He is visible in the inner reaches of the heart for those who can see" - is een welgekomen aanvulling op Śrī Īśopaniṣad mantra 5 :)
Purport(1):
Only one ParamAtmA/ViSNu exists everywhere (i.e. appearing in various forms by His inconceivable potency, even though He is one) ! Only He exists
- as the individual Supersoul within the hearts of all jIvas, while
- externally (He is) all-pervading, in the form of the collective puruSa – the Supersoul and the Supreme Lord.
TaittirIya UpaniSad (3.1) says, “understand brahma/Brahman to be He
- from whom all living beings are born,
- by whose help they live and progress in life,
- and in whom they again enter.”
Based on above UpaniSad, brahma/Brahman is apparently to be understood as (one particular form of) Viṣṇu (2), dependent on the scope the reader is taking:
- “Kāraṇodakaśāyī Viṣṇu” or “Kāraṇārṇavaśāyī Viṣṇu” (the single “MahaVishnu”, as the single SuperSoul for àll universes together)
- or Garbhodakaśāyī Viṣṇu (as the same SuperSoul, now dedicated to one particular universe)
- or Kṣīrodakaśāyī Viṣṇu (as the same SuperSoul, now dedicated to one particular living entity), relevant for Śvetāśvatara Upaniṣad 4.6, further below.
Commentaar(0):
In de Śvetāśvatara Upaniṣad (3.17) staat: “sarvasya prabhum īśānaṁ sarvasya śaraṇaṁ bṛhat”, wat betekent dat de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, de Superziel,
- de prabhu of meester van alle levende wezens is en
- dat Hij daarom hun uiteindelijke toevlucht is.
Het kan dus niet ontkend worden dat de Superziel en de individuele ziel altijd van elkaar verschillen !
Purport (1):
ParameSvara, the complete kSetra-jNa, is the original illuminator of all luminaries such as the sun, moon and fire.
He is
- jNana-svarUpa: (intrinsically composed of) knowledge - (proces van) kennis
- jNeya-svarUpa: that object (of knowledge) which is to be sought - het doel van kennis, het kenbare
- jNAtA: the knower, situated in everyone's heart as the witness, controller and Supersoul - de kenner. (ref. Śvetāśvatara Upaniṣad 4.6, die de AtmA en ParamAtmA in het lichaam vergelijkt met twee vogels die in dezelfde boom zitten: “dvā suparṇa-sayujā sakhāyā samānaṁ vṛkṣaṁ pariṣasvajāte”, meaning:
- two birds are sitting on the same tree as friends.
- One bird is eating the fruit of the tree,
- and the other is simply observing. This observing bird is always present as a friend to the eating bird and giving him remembrance of things he wanted to do.
‘Hoewel de twee vogels in dezelfde boom zitten, wordt de vogel die eet en de genieter is van de vruchten van de boom volledig in beslag genomen door angst en somberheid. Maar als hij op de een of andere manier zijn gezicht naar zijn vriend keert, namelijk de Heer, en wanneer hij Zijn roem kent, dan raakt de lijdende vogel onmiddellijk van zijn ellende bevrijd.’ )
Commentaar(0):
Kennis bestaat uit drie onderdelen:
- de kenner
- het kenbare en
- het proces van kennen. Samen worden deze drie “vijñāna” genoemd of “de wetenschap van kennis”.
De monisten zeggen dat deze drie onderdelen uiteindelijk één worden, maar toegewijden aanvaarden dat niet.
SAMENVATTING tot hiertoe
- Vers zes en zeven (beginnend met mahā-bhūtāni tot en met cetanā dhṛtiḥ) analyseren de "materiële elementen" en bepaalde "manifestaties van levenskenmerken". Deze vormen samen het "lichaam" of het "veld van activiteiten" - KSETRA (zowel de geDEELtelijke “kSetra-jNa” als “levend wezen”, als de VOLKOMEN kSetra-jNa als “ParamAtmA”) ;
- Verzen acht tot en met twaalf (van amānitvam tot en met tattva-jñānārtha-darśanam) beschrijven het kennissysteem om de twee typen "kenners van het veld van activiteiten" (nl. de "ziel" en de "Superziel") te begrijpen - JNANA ;
- Verzen dertien tot en met achttien (beginnend met anādi mat-param tot en met hṛdi sarvasya viṣṭhitam) beschrijven de "ziel" en de "Allerhoogste Heer, de Superziel" - JNEYAH & JNANA-GAMYAM.
Zo werden dus drie onderdelen beschreven:
- het veld van activiteit (het lichaam),
- het kennissysteem
- en zowel de ziel als de Superziel.
Commentaar(0):
Het lichaam is het veld van activiteit en is samengesteld uit de materiële natuur.
De individuele ziel (die belichaamd is en die van de activiteiten van het lichaam geniet) is de puruṣa, het levend wezen. Het is een van de kenners; de andere kenner is de Superziel.
Zowel de Superziel als het individuele levend wezen zijn verschillende manifestaties van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods:
- de Superziel behoort tot de categorie van Zijn persoonlijke expansies ;
- het levend wezen behoort tot de categorie van Zijn energieën (nl. Zijn hogere).
De materiële natuur
- was geabsorbeerd in de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Mahā-Viṣṇu, en
- werd door toedoen van het mahat-tattva gemanifesteerd toen dat nodig was.
Op dezelfde manier bestaan ook de levende wezens in Hem... maar omdat ze geconditioneerd zijn, hebben ze er een afkeer van om de Allerhoogste Heer te dienen. Dat is de reden waarom ze niet in de spirituele wereld worden toegelaten. Maar met het tevoorschijn komen van de materiële natuur krijgen deze levende wezens (opnieuw) een kans om
- in de materiële wereld actief te zijn
- en zichzelf voor te bereiden om binnen te gaan in de spirituele wereld.
Dat is het mysterie van deze materiële schepping.
Het levend wezen
- is oorspronkelijk een integrerend, spiritueel deeltje van de Allerhoogste Heer, maar
- raakt door zijn opstandige aard geconditioneerd in de materiële natuur.
(Het maakt werkelijk niet uit HOE deze levende wezens of hogere entiteiten van de Allerhoogste Heer met de materiële natuur in contact zijn gekomen. De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods weet echter hoe en waarom dit werkelijk gebeurde.)
Purport(1):
A mix of SB 11.2.37 & SrIla Bhaktivinoda ThAkura quoting KRSNa: “PrakRti (kSetra, or material nature) and puruSa (the living entity) are both without beginning. They exist before material time and thus do not take birth within it. Rather, they appear by My potency in spiritual time, within My supreme existence. Under the shelter of mundane time, material nature merges into Me and again becomes manifest during creation. The living entity is a tattva that emanates from My eternal marginal potency, the taTastha-Sakti. But because the living entity has become averse to Me (i.e. has turned away from Me), he has forgotten his own svarUpa and has been enveloped by My material potency. Therefore, his eternal nature (service to KRSNa) has become covered. Although the living entity is in fact a pure, conscious entity, his quality is marginal, and therefore, he has even acquired a usefulness for matter. By associating with the deluding potency, he identifies himself with the body and, subsequently, he always fears for the material body, his house and other things.
Conditioned material intelligence and knowledge cannot ascertain how the conscious living entity became entangled in inert matter, because My potency of inconceivability is not subordinate to your limited knowledge. It is important for you to know this much only: all of the transformations and qualities of the conditioned soul are born from material nature and are not a part of his eternal constitution.”
Eigen vertaling:Door de materiële natuur worden alle materiële oorzaken en gevolgen veroorzaakt,terwijl het levend wezen de oorzaak is van zijn eigen ERVARINGEN van materiële geluk en ellende.
Commentaar(0):
De verschillende manifestaties van lichamen en zintuigen van de levende wezens worden veroorzaakt door de materiële natuur. Die verscheidenheid in levenssoorten, geschapen door de materiële natuur, komen voort uit de verschillende vormen van zinnelijk genot (van het levend wezen, dat in een bepaald lichaam _wil_ verblijven, nu eens in het ene, dan weer in een ander).
Vanaf het moment dat het levend wezen in een specifiek soort lichaam wordt geplaatst, ervaart het specifieke soorten geluk en verdriet, die te wijten zijn
- aan dat (specifieke) lichaam van het levend wezen, en
- niet aan wat het (levend wezen) werkelijk / oorspronkelijk is.
(want) In zijn oorspronkelijke staat kent het levend wezen alleen maar geluk; dat is zijn wezensstaat. Maar door zijn verlangen de baas te spelen over de materiële natuur, bevindt het zich in de materiële wereld (waar iedereen hard zwoegt voor verschillende soorten lichamelijk plezier).
- Het lichaam is het effect van de zintuigen (die instrumenten zijn om een verlangen te bevredigen).
- Het geheel — het lichaam en de instrumentele zintuigen — wordt door de materiële natuur aangeboden ;
- en het levend wezen wordt met bepaalde omstandigheden gezegend of gedoemd, overeenkomstig zijn vroegere verlangens en activiteiten.
Het levend wezen is zelf de oorzaak van het geplaatst worden, door de materiële natuur, in verschillende onderkomens (incl. het plezier en leed dat daarmee gepaard gaat) !
Wanneer het levend wezen eenmaal in een bepaald lichaam geplaatst is, gedraagt het lichaam (zelf bestaande uit materie) zich volgens de wetten van de natuur (omdat ze, op dat moment, niet het vermogen heeft om die wetten te veranderen !)
Purport(1):
Material nature (prakRti) is the cause of three of its characteristics:
- the mundane effect (kArya), referring to the body ;
- the mundane cause (kAraNa), referring to the senses ;
- and the operating personality (karttRtva), referring to either the (workings of the) demigods or the conscious living being
Notice that the dominant factor of all these characteristics is INERTness/”grofstoffelijke natuur” (jaDa) ;
...while the living entity (puruSa) is (due to his/her own CONSCIOUS nature) the sole cause of a fourth characteristic of material nature (i.e. also predominated by the same INERTness): the EXPERIENCE (bhoktRtva) of the happiness and misery (both produced by mAyA),
Kortom:
- jij bepaalt niet je “experiences of the mind” (d.w.z. je gevoelens van geluk of tegenslag, als resultaat van prakRti’s activiteiten) ;
- jij (als BEWUST wezen) bepaalt wel HOE je MET deze gevoelens (van geluk of tegenslag) OMGAAT, of HOE je ze ERVAART !
(of zoals je, enkele dagen later, leest in “The Handmaid's Tale” (1985), van de Canadese auteur Margaret Atwood: “You can’t help what you feel, but you can help how you behave.”)
Commentaar(0):
Omdat het levend wezen sinds onheuglijke tijden materiële verlangens heeft, wordt hij/zij in achtereenvolgende, uiteenlopende lichamen geplaatst (net zoals iemand van kleren verwisselt), door diens gehechtheid aan - of beter: door diens contact met de hoedanigheden van - de materiële natuur. Men moet daarom boven die drie hoedanigheden van de materiële natuur uitstijgen en op een transcendentaal niveau komen. Dat wordt Kṛṣṇa-bewustzijn genoemd. Deze mentaliteit-verandering kan alleen tot stand komen door van gezaghebbende bronnen te horen.
Purport(1):
Having turned his/her face away from KRSNa, the living entity
- harbours sensual material desires, and
- considers the qualities of material nature, such as karttRtva (the PERFORMER of action) and bhoktRtva (the EXPERIENCE of happiness and distress) to be his own.
This is the reason for his bondage to the material world.
The identification of the living being with the body (itself being made of the material modes) is called his “false ego”. And because of that mis-identification, the living being considers experiences of the mind (such as lamentation, delusion and misery... which are all generated by the modes of material nature) to be his own and suffers because of them. This is all because of guNa-saNgaH, association with the modes of material nature.
Commentaar (0):
De individuele ziel
- geniet van de activiteiten van een bepaald veld.
De Superziel is
NIET aanwezig als
- de beperkte genieter, en
- degene die betrokken is bij lichamelijke activiteiten ;
maar WEL aanwezig als
- de getuige,
- degene die alles overziet,
- die toestemming geeft, en
- die de allerhoogste genieter is.
Hij heet Paramātmā, niet ātmā, en Hij is transcendentaal. Dat de Paramātmā en de ātmā van elkaar verschillen is dus heel duidelijk !
Purport(1) gives a firm answer to the “fall of the jIva” (3) debate:
“Although overpowered by sleep and distraction of mind, those who know puruña (ParamAtmA), prakRti (the material energy) and jIva-Sakti (understood by the word ca) do not take birth again.”
It is certain that the living entity never fell from the eternal abode of the Lord and never will. (The imaginary conception that the conditioned souls were first engaged in the service of BhagavAn in His abode and somehow or other fell to the material world is both illogical and against the conclusion of all scriptures.) The living entity who attains residence in the abode of SrI BhagavAn never returns to this material world, and if he ever does come here, it is as an associate of BhagavAn and by His will. He is not subject to material conditions. SrIla ViSvanAtha CakravartI ThAkura explains this in MAdhurya-kAdambinI.
Commentaar(0)
Zij die atheïsten, agnostici en sceptici zijn, hebben geen besef van spiritualiteit (Zij die altijd proberen de theorie van het monisme te vestigen, worden ook tot de atheïsten en agnostici gerekend).
De anderen, nl.
- de “introspectieve toegewijden”,
- de “(sāṅkhya-)filosofen”, en
- de “werkers die zich hebben onthecht van de resultaten van resultaatgerichte activiteiten”
...hebben wel een begrip van het spirituele leven en zijn vol vertrouwen.
Wat betreft de “op één na besten”, nl. de “sāṅkhya-filosofen” (zeg maar: elke analytische “wetenschapper” ?):
- zij analyseren de materiële wereld en delen haar op in vierentwintig elementen;
- ze beschouwen de individuele ziel als het vijfentwintigste element.
- Wanneer ze inzien dat het wezen van de individuele ziel ontstegen is aan de materiële elementen, zullen ze in staat zijn te begrijpen dat de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods boven de individuele ziel staat. Hij is het zesentwintigste element.
Op die manier komen zij geleidelijk aan tot het niveau van Kṛṣṇa-bewustzijn.
Purport(1):
SrIla Bhaktivinoda ThAkura quotes SrI KRSNa as saying:
- “Atheists, materialists, sceptics and moralists are counted among those averse to Me (bahir-mukha).
- An “inquisitive and faithful person”, a “karma-yogI” and a “devotee” are of the other type, i.e. inclined toward Me (antar-mukha).
Of this latter type,
- devotees are the best of all because they take shelter of cit, the spiritual nature, which is beyond matter, and they meditate on ParamAtmA within the self.
- The sāṅkhya-yogIs who search after ISvara (the Controller) are the next best. After deliberating on prakRti, material nature, which consists of twenty-four elements, they come to know that the twenty-fifth element, the jIva‚ is a pure conscious entity. They gradually engage in bhakti-yoga to BhagavAn, the twenty- sixth element.
- The karma-yogIs are inferior to them. By the process of niSkAma-karma-yoga, selflessly performing their prescribed duty and offering the results to BhagavAn, they attain the facility to deliberate on and worship Him.”
Commentaar(0):
De methode van horen is heel belangrijk ! Als gewone mensen eenvoudig naar gezaghebbende bronnen luisteren, kunnen ze vooruitgang maken. En volgens Heer Caitanya (die het Kṛṣṇa-bewustzijn in de moderne wereld predikte, en een grote nadruk legde op horen) kunnen zij dat vooral wanneer ze het transcendentale geluid Hare Kṛṣṇa, Hare Kṛṣṇa, Kṛṣṇa Kṛṣṇa, Hare Hare/ Hare Rāma, Hare Rāma, Rāma Rāma, Hare Hare horen.
Heer Caitanya heeft gezegd dat niemand in dit tijdperk zijn positie hoeft te veranderen, maar dat men enkel zijn pogingen om de Absolute Waarheid te begrijpen door speculatief denken moet opgeven. Men moet leren een dienaar te worden van degenen die kennis over de Allerhoogste Heer hebben. Wie het geluk heeft zijn toevlucht te vinden bij een zuivere toegewijde, van hem over zelfrealisatie te horen en in zijn voetspoor te volgen, zal geleidelijk aan verheven worden tot de positie van een zuivere toegewijde.
Purport(1) refers, as illustration on “hearing”, to the example of “Haridasa Thakura and the Prostitute”. (4)
Commentaar(0):
Alles wat geschapen is, is enkel een combinatie van de “hogere/spirituele natuur” (het levend wezen) en de materiële natuur, die allebei al vóór de schepping van de kosmos bestonden. Opmerkelijk: zonder contact met de “hogere natuur” (het levend wezen) kan niets groeien !
Aangezien deze verbinding (die eeuwig doorgaat) tot stand wordt gebracht door de Allerhoogste Heer, is Hij daarom de bestuurder van zowel de hogere als de lagere natuur:
- De materiële natuur wordt door Hem geschapen,
- en de hogere natuur wordt in deze materiële natuur geplaatst
Op die manier vinden al deze activiteiten plaats en komen de schepselen tevoorschijn.
Jouw lichaam is gemaakt door de materiële natuur onder leiding van de Superziel. Maar de activiteiten van dit lichaam (welke er ook plaatsvinden, met betrekking tot jouw lichaam) worden niet door jou verricht. Waar jij ook mee bezig bent, zowel voor geluk als voor ellende, is iets waartoe jij gedwongen wordt door de constitutie van jouw lichaam. Maar al deze lichamelijke activiteiten gaan buiten jou zelf om. Je kreeg een lichaam toegewezen (waarmee je nu actief bent), overeenkomstig je vroegere verlangens, om deze nu te vervullen.
Je lichaam is een machine die door de Allerhoogste Heer ontworpen is om (jouw) verlangens te vervullen (al lijdende of al genietende).
Bovenstaande (transcendentale) visie van het levend wezen kan jou, als ze ontwikkeld wordt, vrijmaken van lichamelijke activiteiten. Iemand met zo’n visie ziet de dingen zoals ze zijn.
Vertaling(1)
Wanneer hij ziet dat de diverse geaardheden van alle bewegende en niet-bewegende wezens zich in een transcendentale energie bevinden en begrijpt dat ze allemaal ontstaan zijn uit diezelfde energie, bereikt hij realisatie van transcendentie.
Commentaar(0)
Na het vergaan van het materiële lichaam is de ziel één. De ziel krijgt verschillende soorten lichamen door het contact met de materiële natuur en wanneer iemand dit kan zien, komt hij tot spiritueel inzicht. Wanneer iemand op die manier vrij is van de neiging een onderscheid te maken tussen mensen, dieren, groot, laag enz., dan wordt zijn bewustzijn gezuiverd en zal hij in staat zijn om Kṛṣṇa-bewustzijn te ontwikkelen in zijn spirituele identiteit.
Purport(1)
During annihilation‚ all moving and non-moving beings of various shapes merge into the one material nature, and later, at the time of creation, they again manifest from that same material nature. Those who truly perceive this attain the state of brahma/Brahman.
Jouw vertaling:O zoon van Kunti, omdat deze onvergankelijke Allerhoogste Ziel zonder begin is en niet wordt beïnvloed door de drie geaardheden van de materiële natuur, verricht deze, hoewel Hij Zich in het lichaam bevindt, geen baatzuchtige activiteiten, noch raakt hij beïnvloed door de resultaten van Zijn activiteiten (in tegenstelling tot jouw Ziel).
- Srila Prabhupada verwijst in zijn commentaar enkel naar het “levend wezen” (m.a.w. elke AtmA/ziel) ?
- Srila Narayana (en/of SrIla ViSvanAtha) stelt dat dit woord exclusief verwijst naar de Allerhoogste Ziel (m.a.w. de Superziel)... want in tegenstelling tot het levend wezen wordt ParamAtmA niet de handelende persoon of de genieter ; noch raakt hij ooit verwikkeld in de eigenschappen van het materiële lichaam !
Ref. purport(1):
Being avyaya (imperishable), anAdi (beginningless) and nirguNa (free from the modes), ParamAtmA, unlike the jIva, does not become affected by the characteristics of the body even though He resides in the body. When the pure jIva attains the state of brahma, which is completely free from material vision (brahma-bhUta), he understands that the complete kSetra-jNa – the indwelling ParameSvara – is not at all tainted by material qualities. He, the jIva, then becomes totally aloof from the qualities of the body also, although he resides within it.
SrIla Bhaktivinoda ThAkura quotes KRSNa as saying, “When the jIvas have attained brahma realization, they can see that ParamAtmA is imperishable, beginningless and transcendental. Although He exists in the body along with the jIvAtmA, He does not become affected by the qualities of the body like the conditioned soul does.
“The jIvas who have attained the state of brahma no longer become implicated in material affairs. They take shelter of this knowledge (of the qualities of ParamAtmA) and remain untouched, unlike the conditioned souls. Hear from Me how the jIva who is not implicated in material qualities uses this body.”
(0): Omdat de ether zo subtiel van aard is, mengt hij zich nergens mee, hoewel hij overal aanwezig is. Op dezelfde manier mengt een (individuele) ziel die alles vanuit het oogpunt van Brahman bekijkt, zich niet met het lichaam, hoewel ze in dat lichaam aanwezig is.
(1) Just as the all-pervading sky does not mix with anything due to its subtle nature, in the same way, the Supersoul is unaffected by the qualities or faults of the material body, even though he pervades it.
(0) O afstammeling van Bharata, zoals één zon dit hele universum verlicht, zo verlicht het ene levend wezen het hele lichaam met bewustzijn.
(1) O BhArata, just as one sun illuminates the whole universe, in the same way, the Supersoul illuminates the entire body with consciousness.
...met vreemd resultaat:
- Impliceert de vertaling van Srila Narayana (1) en/of SrIla ViSvanAtha dat jouw (eigen) “bewustzijn” (in jouw lichaam) een “verlichtings-toestel” is van de Superziel??
- Alvast Srila Prabhupada linkt, in zijn commentaar(0), jouw (eigen) bewustzijn expliciet aan jouw (eigen) Zelf (als individueel levend wezen).
Commentaar(0):
“Bewustzijn is het bewijs van de aanwezigheid van de ziel (zoals de zonneschijn of licht het bewijs is van de aanwezigheid van de zon):
- Wanneer de ziel aanwezig is in het lichaam, is het bewustzijn over het hele lichaam verspreid,
- Zodra de ziel het lichaam heeft verlaten, is er ook geen bewustzijn meer.
Bewustzijn is aldus geen product van materiële of chemische verbindingen — bewustzijn is het kenmerk van het levend wezen !
En: hoewel het (individuele) bewustzijn van het (individuele) levend wezen kwalitatief gezien een is met het allerhoogste bewustzijn, is het niet het allerhoogste, omdat het (individuele) bewustzijn van een bepaald (individueel) lichaam zich niet bewust is van een ander (individueel) lichaam.
Finale SAMENVATTING in Commentaar(0):
Dit lichaam bestaat uit materie ; het kan worden geanalyseerd in vierentwintig elementen.
- Het lichaam is de grofstoffelijke manifestatie
- en de fijnstoffelijke manifestatie bestaat uit de geest en psychologische verschijnselen;
- de levenskenmerken zijn de interacties tussen deze factoren.
Maar boven alles staat
- de ziel / gedeeltelijke “kSetra-jNa” (kenner van het lichaam, met diens “Atma-tattva”
- en ook de Superziel / volkomen “kSetra-jNa” (met diens“paramAtmA-tattva”), die de vriend van de ziel is.
De ziel en de Superziel zijn twee verschillende entiteiten !
.
Wie ziet dat de structuur van de hele materiële manifestatie werkt door het samengaan van
- de ziel en
- de vierentwintig materiële elementen
en ook de positie van de Allerhoogste Ziel ziet,
...komt ervoor in aanmerking om naar de spirituele wereld te worden overgebracht.
—
(0) https://www.vedabase.com/nl/bg/13
(1) http://www.purebhakti.com/resources/ebooks-a-magazines-mainmenu-63/bhakti-books/english/32-bhagavad-gita.html
(2)
- https://en.wikipedia.org/wiki/Mahavishnu
- https://vaniquotes.org/wiki/The_Lord's_pastimes_in_the_internal_potency_are_displayed_in_His_activities_in_Vrndavana,_but_His_external_potential_works_are_directed_in_His_features_of_Karanarnavasayi_Visnu,_Garbhodakasayi_Visnu_and_Ksirodakasayi_Visnu
(3) http://www.jswami.info/jiva/
(4)
- http://www.harekrishna.com/col/books/YM/cbh/ch6.html
- https://krishna.org/haridasa-thakura-and-the-prostitute/
(1985)
Reacties
Een reactie posten