Gewoon God (Toon Hermans en Mieke Mosmuller)
De Ivoren Toren / Gewoon God - Toon Hermans en Mieke Mosmuller
Deze lezing was even doorbijten, want pas aan de helft van het boek vindt de “interviewer” (Mieke Mosmuller) de juiste manier om haar gesprekken met de oude bard neer te pennen. Toch bleef je doorlezen... want de man vertelt graag dat hij de Bhagavad Gita op zijn nachtkastje had liggen, en uit de gesprekken blijkt duidelijk dat hij wel degelijk in dat Boek heeft zitten lezen :)
Enkele citaten.
Liefde
p.76
Liefde verruimt ons denken. Voortdurende gerichtheid op jezelf verengt. De starre egoïst gaat meestal niet verder dan wat hij hoort en ziet. God is voor hem te vaag. Hij wil concrete zekerheden.
God is in zekere zin een risico. De mens mist het vertrouwen. Hij steunt op transacties, op overeenkomsten, op contracten. Er is geen fantasie, geen flexibiliteit, geen ruimte.
De lust om mystiek te beleven neemt af, verdwijnt. De ‘dingen’ van de wereld verhinderen de liefde.
p.78
Roepen naar God is roepen naar liefde. Het is een bewogenheid.
In het leven van alledag ga je in de zon zitten omdat je verlangt naar licht en warmte. Ik denk aan de afbeeldingen van het Heilig Hart, Christus met een stralend hart. In het gebed ga je in die Zon zitten.
p.79
In ieder mens leeft een natuurlijk ‘alleen’-gevoel. Dààr begint God. Dat oergevoel van eenzaamheid, of beter van incompleetheid, wijst in de richting van bovennatuurlijke kracht. Als de mans dat ‘gaatje in zijn sokken’ niet had gehad, had hij geen verlangen naar God gehad. Het is een hiaat.
Je kunt die alleenheid mediteren, voorstellen dat die zich vult. Dat is geen bidden, maar Zijn. Denken zonder woorden. Geloven gaat niet met woorden.
p.80
Juist in het niet-weten leeft het mysterie. Het verstand heeft het weten, het zou moeten weten dat het niets weet, en zou dan misschien iets te weten komen. Met het verstand is God niet te kennen.
p.82
In het zoeken naar God, naar liefde, is de allereerste stap het vertrouwen. Vertrouwen zonder enige zekerheid. Geen zekerheid, maar Bewogenheid!
Stilte
‘In deinen Nichts hoff’ ich dat All zu finden’ - Goethe, Faust
Gebed
p.89
Al zo’n twintig jaar ligt de Bhagavad Gita naast mijn bed. En ik heb me een heel klein beetje beziggehouden met boeddhisme. Maar ook met Thomas à Kempis en met Pascal.
Bezig zijn met God is misschien wel méér dan bidden. Een gebed is bedacht of geschreven. Het heeft al een vorm. Het bezig zijn zelf is niet gemeten of gewogen. Het ìs er, ineens. Tussen de ziel en God zijn geen voorschriften. Je hoeft aan niets te denken - De ziel is als een vogel die wegvliegt van zijn tak. De vlucht is het gebed.
p.91
Het wonder wordt overschaduwd door de gewenning. De gewoonte verlamt alles. Toch wordt door het gebed - de oefening - God gewoon(te).
Fruit
p.93
Omdat we kunnen kijken, denken veel mensen dat ze ook kunnen zien. Toch staat het kijken los van het zien.
p.94
De mens interpreteert als hij naar iets kijkt, en die interpretatie is afhankelijk van wat hij voelt bij het kijken. Denken en gevoel gaan samen als de mens dat waar hij naar kijkt in zich opneemt. Dat is de volgende stap, dat zou je ‘zien’ kunnen noemen: het betrachten van de dingen die hij ziet en dat vervolgens omzetten in een conclusie, in wat hij ervan vindt.
De ziel is het ware leven, is wat we zijn. Daarom hoef je ook niet bang te zijn voor de dood. Het leven begint dan pas... Omdat het lichaam vervalt en de ziel eruit gaat.
Ontmoeting
p.95
Hoeveel mensen zijn werkelijk geworden wie ze zijn. Als het kind zijn uniciteit toch kon ontwikkelen! Maar het verliest zichzelf bij het groter worden, in plaats van zichzelf te vinden. Mensen vermorzelen elkaar. Ze zijn ongeduldig, agressief en o zo kwetsbaar. Die schrammen op de ziel tekenen de menselijke zwakheid.
Hulpeloos zijn we, hulpbehoevend. Maar juist daardoor heeft de mens de mogelijkheid om zijn Schepper te ontmoeten. Op het moment dat je je bewust wordt hoe hulpeloos je eigenlijk bent, beleef je dat je God ontbeert. Daar begint de ware ontmoeting.
Leren
p.9
Spelen doe je niet, dat bén je. Er is geen enkele gerichtheid op resultaat. Ik laat ‘het’ in mij met mij spelen. Niets is compleet.
Maat
p.101
In alles op aarde, in het heelal, in de mens, is maat. De schepping is feilloos van maat. Geen vogel vliegt te snel. Sneeuwvlokken dwarrelen neer, allemaal met hetzelfde ritme.
Het is een bewogen schepping, een kosmische orde. Je ziet in die beweging de hand van de Schepper.
De mens kan zondigen tegen de maat, hij kent haast en traagheid. Wij kennen onze maat niet. In de overige natuur komt dat niet voor. In de architectuur, in de muziek, tracht de mens die juiste maat te benaderen.
p.102
Taal, woorden zijn in vele gevallen gearticuleerde klanken die vaak ongefundeerde verbanden leggen.
Angst
p.103
Angst voor het kwaad, geeft angst voor het goede. Men zegt: er kan toch geen God zijn, die zoveel kwaad toelaat. Maar dan strekt het wantrouwen zich ook uit tot het goede: er kan geen God zijn die zich liefdevol over ons ontfermt.
p.104
Angst is een symptoom van het wegdrijven van God. Angst heeft iets te maken met het drama in de mens, met zijn hulpeloosheid.
Een jaar later...
p.113
Leven is een dramatisch gebeuren. Mooi dramatisch, niet in de zin van tragisch. Dat drama is het mooi in de mens, het drama siert de mens. Het hulpeloze heft hem op uit het oppervlakkige, het onbenullige - het zinloze. In het drama in ons roept onze ziel om hulp. Om uitkomst, om oplossing, om vriendschap, om liefde... om God.
p.118
Een vraag (en antwoord??) is nooit compleet. Het leven is dat evenmin. Compleet zijn is het ergste wat bestaat!
p.121
Je moet leren de denkkleuren waar te nemen, ermee om te gaan, ermee te werken. Anders ben je eraan overgeleverd. Je bent machteloos. De denkkleuren die opkomen, interpreteer je. Vaak zijn het angstinterpretaties.
p.123
Als je iets fout hebt gedaan, moet je jezelf eens hardop toespreken, jezelf corrigeren, de wacht aanzeggen. Er is dan overeenkomst met de biecht. Geluid imponeert. Het horen van de eigen stem geeft een bepaald zelfgevoel. Dat is tegengesteld aan de meditatieve stilte.
p.131
Alles wat ‘ik’ doe is niets - het wordt in mij gedaan. Ik doe de dingen wel bewust, maar ik realiseer me pas later dat ik dat deed.
p.139
Je moet jezelf kunnen loslaten. Interesse in de ander ontspant.
De waarheid gaat schuil achter gestalte en gelaat. Er is een scheiding tussen lichaam en ziel. Het lichaam is de ‘schil’. Het innerlijk straalt door die schil heen.
p.150
Reclame is dwang. Met God kan je dat niet doen. Er mag geen opdringerigheid bij zijn. Er spreekt verhevenheid uit het vrijlaten van de ziel. De vrije wil is noodzakelijk als je je tot God wilt wenden.
p.152
Wanneer je iedere keer weer het gevoel hebt dat je eigenlijk pas begint: als je zo denkt, word je heel oud.
--
Recensies:
- http://marcelvanveldhuizen.blogspot.be/2015/04/gewoon-god-toon-hermans-en-mieke.html
- http://www.willempekelder.nl/home/propagandist-van-god/
Reacties
Een reactie posten