„Wil” van Jeroen Olyslaegers
Citaten
blz.105: Wrok
Vertel me, o Muze, over de wrok. Ik glimlach terwijl ik dit neerschrijf, jongen, want hoe onnozel is het dat heel onze literatuur is ontstaan uit deze openingsregel van de Ilias van Homerus zonder dat we dit na zelfs meer dan 2800 jaar echt begrijpen? In ons hoofd passeren helden, achten we veel moed aanwezig op Trojaanse slagvelden en weten we daarbij iets vaags over een tienjarige oorlog. Vooraleer we de letteren naar waarde schatten, peinzen we eerst aan kitsch ; het is een automatisme. Maar dat neemt niet weg dat al onze schone letteren zijn geboren in een tent waar een held geheten Achilles zit te mokken omdat hij als allergrootste blijkbaar toch naast een mooi meiske gegrepen heeft dat hij voor zichzelf als prijs zag. Die eer heeft hij aan zijn chef geheten Agamemnon moeten laten die naar alles grabbelt zonder tact of onderscheid. Het begint bij de wrok, bij het mokken over een groot onrecht hem aangedaan en dat door geen ander buiten hemzelf als verpletterend wordt beschouwd. Meer nog: niemand weet van deze wrok omdat Achilles erover zwijgt. De kleinzieligheid van dit alles zou dan al rond onze oren moeten petsen. Hier klopt iets niet. Dit is geen verslag over het zoveelste slagveld, hier wordt niet zomaar een held bezongen. Die eerste regel houdt ons immers een spiegel voor. Nog straffer: wie weet geeft Homerus ons hier al direct een waarschuwing. Pas op met die work, pas met dat kleine in ieder van u. Nee, iedereen wil liever weten hoe het nu weer ging met dat belachelijke houten paard waarmee de Grieken Troje hebben verschalkt, een scène overigens die ge niet in de Ilias zult terugvinden. Iedereen verkiest de wrok te vergeten, het banale dat komt jengelen en aan uw broek trekken gelijk een lastig kind. En toch is ieders persoonlijke wrok veel machtiger, veel krachtiger dan grootsheid, veel tragischer ook. Het is juist omdat geen kat dit graag erkent en iedereen erover huichelt zelfs wanneer de feiten open en bloot op tafel liggen, dat de wrok het enige is wat een ziel van iemand, van een stad of een land zo kan opvreten. Het gehuichel vind ik nog het allerergste. De wrok? Daar geraakt niemand nog van af. Veel te veel waarschuwingen zijn genegeerd, al te veel blindheid is toegelaten, genoeg smeerlapperij is te zeer gedoogd om dat nog finaal te bezweren. Het gehuichel krijgt in elk land een andere kleur, brengt een specifiek schuldverzuim met zich mee, loodst een dubbelzinnigheid eigen aan de moedertaal binnen. En achteraf - mocht men ervan uitgaan dat er een achteraf bestaat - zwijgt ieder op zijn eigen hoogst particuliere , cultuur- en streekgebonden manier. Vertel me dus verder, Muze, over de wrok in deze stad en op welke manier zij gewoed heeft en nog steeds woedt. Vertel me hoe ze soms wordt afgekocht, voegt Angelo daaraan toe.
blz.120: Onrust
Ik zit hier vast, dat is het, gebetonneerd van kruis tot enkels, in een leven dat nog moet gaan gebeuren en nu al van de letter a tot z door tandeloze voorouders lijkt voorgekauwd. Ik ben dus gelijk een ander, gelijk iedereen. En dat vraagt wat tijd om te verwerken, dat maakt een mens een heel klein beetje onrustig.
blz.137: Aangemoedigde bloeddorst
Een beetje erkenning voor die eeuwige dubbelzinnigheid zou eerlijker zijn... Hoe legt ge uit wat weerloosheid is en tot wat een mens in staat kan zijn als uw toehoorder nooit heeft gevoeld wat het is om zelf een mogelijke smeerlap te zijn, dat het een zegen is en een vloek dat nooit te hebben gevoeld en dat woede in de fauteuil niks meer is dan schijnheiligheid die blind is voor zichzelf? Mensen zeggen al wel eens dat ge eerst in andermans schoenen moet staan voor ge echte kennis opdoet. Maar ook dat is schijnheilig want met andermans schoenen wordt altijd weer bedoeld: die van het slachtoffer. Geen woord wordt er gerept over de schoenen van hen die zich misschien geprikkeld voelen mee te doen. Voor ge bloeddorst van een ander aanklaagt, van iemand die ge zelfs niet kent, die ge alleen maar gezien hebt op televisie of waar ge een en ander over gelezen hebt, zoudt ge verplicht moeten worden om te ervaren wat heimelijke bloeddorst betekent die wordt aangemoedigd door hen die de touwtjes in handen hebben, wier spel gij meespeelt, of ge nu wilt of niet, de bloeddorst, met andere woorden, die ieder in zich heeft. Uw wereld, jongen, is omgeven door schermen, alles wat uw generatie, die van uw vader en zelfs die van wijlen uw grootvader werd voorgehouden is verontwaardiging op commando, het is een gejank op afstand met de onderdrukten en de kapotgekapte lijken die u met een grafstem worden aangewezen. Geen van u weet wat onmiddellijkheid betekent, nabijheid tot algemeen geweld is u vreemd.
blz.168: Angst
Gelijk al die andere stemmen in ieders kop valt er ook met angst te praten, zelfs te onderhandelen, alleen moogt ge hem nooit vertrouwen. Hou die angst op afstand, vertrouw hem nooit uw geldbuidel toe, leen hem niet uit aan een vrouw die ge graag ziet en weiger beleefd wanneer hij u aanbiedt met hem mee op reis te gaan. Zeg dat ge weet wie hij is en dat dit voor u opstaat. Zeg dat ge weet dat hij een leermeester is. Maar nee, hoort ge dan her en der roepen, helemaal verkeerd: angst is een slechte raadgever. Misschien, maar hij leert u wel wat het betekent heftig te leven, hoe de leugen te waarderen, het spel te spelen, dat allemaal zolang ge hem op armlengte houdt.
blz.170: Antwerpen
Deze stad houdt wel eens van een harde hand. Wie haar streng toespreekt, krijgt haar dan te zien als een hoer in een uitzuipkroeg, of cabardouche, zoals ze hier zeggen. Begin over orde en deze stad begint te kirren… In het begin geilt ze altijd op orde, of evenzogoed op vrijheid, indien dat haar wordt voorgehouden. Haar kan immers alles worden aangeboden. De vader die het voorstelt moet zelfzeker voorkomen, meer niet, en waar hij dan juist voor pleit, maakt echt niet uit. Dat breng misverstanden met zich mee, eigen aan hoerenlopers. Zo’n vader denkt dan dat de buit binnen is… Maar deze stad geraakt uiteindelijk verveeld. Soms vergt het jaren, maar op het einde heerst immer die verveling die haar zo typeert. Dan teert ze op de wrok die zich in haar galblaas heeft genesteld. Dan bekijkt ze plots alles met wantrouwen, in de eerste plaats hem die ze ooit haar vertrouwen heeft geschonken. Dan lacht ze ook die strenge vader uit, eerst achter zijn rug, dan steeds meer in zijn gezicht. Gezag is plezant, maar niet heel de tijd, niet consequent, niet echt serieus. Deze stad houdt soms openlijk van uniformen. Wie de flikken aanvalt, krijgt van haar de wind van voren. Maar dat neemt niet weg dat er volgens haar in elke flik apart waarschijnlijk een onnozelaar huist, die een uniform nodig heeft om zich te laten gelden. Dat gaat dan vooral over hen die humor ontberen. Want veel wordt hier vergeven mits gebracht met humor. Deze stad is wispelturig, kan bij vlagen hypocriet worden, maar is eveneens op plezier belust. Ze houdt van een gulle, nietsontziende lach, doet niettemin ook graag gekweld en is al even vaak onverantwoord wanner het gaat over wie wat gedaan heeft. Een proper mens schijt op een ander, zij durft in haar eigen bed te schijten en een ander de schuld ervan te geven. Wat huist er in haar hart? Ik heb het me al veel te veel afgevraagd, en daarover al veel te veel kul verkocht. Maar wat ik voel, weet ik ook. Want dat maakt deze oude mens zich wijs: dat er na al die jaren tussen zijn hart en kop geen obstakel zit, juist zoals deze stad het hart op de tong heeft en wat ze voelt als gedachten of inzichten beschouwt. In het diepste van deze stad schult een gebrek aan zelfliefde of uzelf graag zien, zoals ze het hier zeggen. Ze is gespleten, wordt wel eens verteld. Ze laat zich eerder verdelen in twee gezindheden die recht tegenover elkaar staan en elkaar niet kunnen rieken of zien. Maar dat is veel te simpel. Ze laat zich in de eerste plaats opdelen omdat ze het niet goed weet. Geef haar een nieuw bewind en ze houdt zich kalm, dan laat ze zich dresseren, gespleten of niet, morrend in stilte of juichend als bij een intrede van een nieuwe Messias. Maar wat haar echt verenigt is argwaan en de weerzin in de spiegel te kijken. Liever laat ze zichzelf zoveel verbouwen dan dit te moeten ondergaan. Ze ziet zichzelf niet graag, niet echt, en geen vader met orde of een die juist meer vrijheid biedt, met barse taal of feestende heupen, met een bezem in de hand of aan zijn arm een gevierd kunstenaar, kan daar wat aan verhelpen. Wie zichzelf niet graag ziet, zo schrijven de boekskes, kan geen liefde geven. Flauwekul is dat, deze stad kan dat wel, alleen is haar liefde altijd wat te sentimenteel of te voorwaardelijk, te opzichtig om oprecht te zijn of gewoon te uitbundig, dat kan ook.
blz.215: Schrik
Het is de schrik die u doet leven, het is de schrik die u doet leven. Die zinnen vormen een refrein in mijn hoofd.
blz.219: Waar het om draait
‚Geld…’ zo beantwoordt Lode ongewild mijn gedachten, ‚daar draait het om. Maak me niet wijs dat ze al die dingen menen over herenvolk en onderkruipers, over bloed en bodem, en al die andere bektrekkerij met hun poot omhoog, waarbij ze hun zogenaamde ridderlijke idealen uitstallen als een foorkramer op een kermis en dat gebrul van die grote bles op de radio aanbidden als een god. Allemaal schijt. Het is heel simpel. Bij de joden zit het geld en daar gaat het om. Georganiseerde diefstal, dat is het.'
blz.246: Meir
Ze loodst me door straten gevuld met moeders en vaders die menen dat de nog steeds veel te koude lentelucht het kroost goeddoet. Sommige gezinnen hebben hun plicht al vervuld en staan ambetant te wezen op een tramhalte, alsof de wereld voor de zoveelste keer onttoverd is, omgeven door grote plastic zakken die als zandzakjes een dijk trachten te vormen tegen melancholie waar men met geen woord over rept…
Zo word ook ik door de winkelstraten geleid: als een groot kind, zonder geheugen, zonder verleden, zonder iemand die het aangeprezen heden van wat commentaar zou kunnen voorzien…
De krachten die erop uit waren van ieder een volgzaam kind te maken in plaats van een zelfstandig denkend mens waren toen, compleet zoals nu, alomtegenwoordig.
blz.327: rebellerende kleindochter
Het zijn in mijn ogen daden van verzet, van een groot innerlijke pijn. Ik weet zeker dat het komt door stemmen die een mens dingen laten doen om uiteindelijk tot zichzelf te komen, om te worden wie ge moet worden, te zijn wie ge echt zijt, en dat is, zoals ik al eerder heb gezegd, het moeilijkste wat er bestaat, want de wereld schenkt dat privilege niet zomaar en de mensen willen vooral dat ge zijt zoals iedereen.
Ge begrijpt alles, ge relativeert alles, ge sust uzelf in slaap.
<tbc>
Trivia
Bij het (her)lezen van WIL - Jeroen Olyslaegers ontdek je ook nog andere dingen, zoals
(1) blz. 48:
waarom Charles Aznavour zo geliefd was - 'La bohème'
(2) blz. 84:
Belgische Jazz in oorlogstijd - Stan Brenders
(3) blz.86:
hoe de tenor José (Morrisson?) plots de hoogte in kon gaan, tijdens diens 'Spaanse vluchteling (el refugiado español)'
(4) blz.90:
la Esterella, met haar 'Stimme einer Kanone'
(5) blz.100:
'Het huwelijk' van Willem Elsschot
(6) blz.113:
Aujourd’hui l’Action et le Rêve ont brisé
Le pacte primitif par les siècles usé,
Et plusieurs ont trouvé funeste ce divorce
De l’Harmonie immense et bleue et de la Force.
(7) blz.187
Rimbaud
"toutes les possibilités harmoniques et architecturales s’émouvront autour de ton siège. "
—
(0)
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
Reacties
Een reactie posten