BI1J - dag 066

Bijbel In Een Jaar

Dag 066

Psalmen (31)

BI1J

David zegt: 'In Uw hand beveel ik mijn geest' (v.6a, HSV). Vlak voordat Hij sterft, citeert Jezus deze woorden. Hij riep met luide stem: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest' (Lucas 23:46, HSV). Dit zijn woorden die getuigen van volmaakt vertrouwen.
In deze psalm zien we het resultaat van Gods liefde voor jou, waarvan de dood van Jezus het ultieme voorbeeld is. De Heer is:
  • Je schuilplaats
  • Je rots
  • Je redder
NB
4
Want mijn steenrots
   en mijn bastion zijt gij, ✡
omwille van uw naam,
wil mij geleiden, voer mij voort!
BGT
7
Ik vertrouw alleen op U, Heer. Ik wil niet omgaan met mensen die afgoden dienen.

Marcus (13)Marcus (14)

BI1J

Jezus was zich uiteraard bewust van wat de armen nodig hadden. Toch zei Hij dat het geld dat zij had gegeven geen verspilling was: 'Ze heeft mijn lichaam nu al met olie gebalsemd, met het oog op mijn begrafenis' (v.8).
Deze gulle daad zal nooit worden vergeten (v.9). In Jezus' optiek is niets van wat je geeft uit liefde voor Hem een verspilling (vv.7–8). Hij zal dat ook nooit vergeten (v.9). Hij ziet alles wat je uit liefde voor Hem geeft juist als 'iets goeds' (v.6). Elke gulle daad heeft iets moois.

NB

7
want de armen hebt ge altijd bij u,
en wanneer ge wilt hebt ge macht om aan hen goed te doen,
maar mij hebt ge niet altijd!-
8
wat ze (te bieden) had heeft ze gedaan;
zij heeft mijn lichaam met mirre vóórgezalfd voor de begrafenis;

Leviticus (15)

BGT

15:2
‘Zeg tegen de Israëlieten: ‘Als een man een ontsteking heeft en daardoor vocht verliest uit zijn penis, is hij onrein. Het maakt niet uit of het vocht dun is of dik. In beide gevallen is de man onrein. Die man maakt alles onrein waarop hij ligt of zit.
15:16
Als een man een zaadlozing gehad heeft, moet hij zijn hele lichaam wassen. Hij is dan onrein tot de avond.
Als een man met een vrouw naar bed geweest is, moeten ze zich allebei wassen. Ze blijven onrein tot de avond.
15:24
Als een man naar bed gaat met een vrouw die ongesteld is, is hij zeven dagen onrein. En alles waarop hij tijdens die dagen ligt of zit, wordt ook onrein.
15:31
De Heer zei verder tegen Mozes en Aäron: ‘Zorg ervoor dat de Israëlieten zich aan mijn regels houden. Als ze onrein zijn, mogen ze niet bij mijn heilige tent komen, die midden in het kamp staat. Als ze dat toch doen, zullen ze sterven.’

NB

2
spreekt tot de zonen Israëls, en zegt tot hen:
een man,-    over een man gaat het: stel hij begint te vloeien uit zijn vlezigheid,-
dat vloeien van hem, besmet is dat!
3
Dít kan zijn besmetting wezen bij dat vloeien van hem:
   zijn vlezigheid drúipt van die vloeiing van hem,
óf zijn vlees is verstopt geraakt van dat vloeien van hem,…
het betekent dat hij besmet is.
4
Elke slaapmat waarop de vloeier zich te slapen legt wordt besmet;
elk ding waarop hij gaat zitten wordt besmet.
16
Over een man,- stel er gaat van hem bijslaapzaad uit:
heel zijn vlees zal hij schoonspoelen in water,- tot de avond is hij besmet.
17
Alle geweven stof en alle gelooide huid waarop het bijslaapzaad komt, moet worden gewassen in water,-
   tot de avond is het besmet.
18
Een vrouw bij wie een man slaapt met bijslaapzaad:
beiden moeten ze zich schoonspoelen in water,-
ze zijn tot de avond besmet.
23
Als hij alleen maar boven het bed komt
of boven het ding waarop zij zat toen hij het aanraakte,
is hij slechts tot de avond besmet.
24
Maar als een man gaat slapen en haar beslaapt,
komt haar staat van afzondering over hem,-
zeven dagen blijft hij besmet;
elk slaapbed waarop hij slaapt wordt besmet.
31
Verre houden zult ge de zonen-en-dochters van Israël van wat hen besmet,-
willen ze niet sterven aan hun besmettingen wanneer ze mijn woning in hun midden besmetten!
32
Dít is het onderricht voor de vloeier;
en voor hem van wie bijslaapzaad uitgaat zodat hij daardoor besmet is.
33
En voor de ongestelde in haar afzondering
en de vloeier met zijn vloeiing,-
voor mannelijk en vrouwelijk;
en voor de man die slaapt met een besmette vrouw.

Leviticus (16)

BI1J

Het feit dat de hogepriester moest offeren voor zijn eigen zonden om toegang tot God te krijgen, is bewijs genoeg dat dat priesterschap niet toereikend was (Hebreeën 5:3; 7:27; 9:7; 9:11-15).
In het offer op Grote Verzoendag zien we een verbazingwekkende voorafschaduwing van het kruis: 'Hij legt dan zijn beide handen op de kop van de bok en spreekt alle wandaden en vergrijpen van de Israëlieten openlijk uit, alle zonden die ze hebben begaan. Zo legt hij alle zonden op de kop van de bok. Daarna moet hij het dier de woestijn in sturen (...) De bok neemt alle zonden van het volk met zich mee' (Leviticus 16:21-22a). Dit is de oorsprong van ons woord 'zondebok'.
Dit is een voorafschaduwing van jouw zonde en mijn zonde die op Jezus worden 'gelegd' (zie Jesaja 53:4-6). Petrus schrijft over Jezus: 'Hij heeft in zijn lichaam onze zonden het kruishout op gedragen' (1 Petrus 2:24a). Hij is degene die onze zonden wegzendt 'zo ver als het oosten is van het westen' (Psalm 103:12). Toen Johannes de Doper Jezus zag, zei hij: ‘... het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt’ (Johannes 1:29b).
Het resultaat hiervan is een geweldige verandering in jouw relatie met God. Dankzij Jezus kun jij nu elke dag het Allerheiligste binnengaan (Hebreeën 10:19-20). Je kunt vol vertrouwen naderen tot de troon van de genadige God en weten dat je daar altijd welkom bent (4:16, GNB).

BGT
16:6
Aäron moet eerst de stier offeren om zijn eigen fouten goed te maken. Zo zorgt hij ervoor dat alles weer goed is tussen mij en hem, en tussen mij en zijn familie.
Daarna moet hij de twee bokken naar de ingang van de heilige tent brengen, naar het grote altaar. Daar moet hij loten om te beslissen welke bok voor mij is, en welke bok voor de god Azazel.
De bok die voor mij is, is een offer waarmee de fouten van de Israëlieten goedgemaakt worden. De bok die voor Azazel is, moet levend bij het grote altaar blijven staan. Later moet Aäron die bok de woestijn in sturen, naar Azazel. Zo zorgt hij ervoor dat alles weer goed is tussen mij en de Israëlieten.
16:22
Zo neemt de bok alle fouten van de Israëlieten mee naar de woestijn, waar geen mensen wonen.
16:29
Op de tiende dag van de zevende maand moeten alle Israëlieten vasten, en mogen ze niet werken. Die regel blijft altijd gelden, voor de Israëlieten en voor de vreemdelingen die bij hen wonen.
16:31
Op die dag mag dus niemand werken, en moet iedereen vasten. Die regel geldt voor altijd.

NB

8
Lotsteentjes zal Aäron op de twee saters uitgeven;
één lot voor de Ene
en één lot voor Azazeel,- kracht die verdwijnt!
29
Wezen zal dit voor u tot een inzetting voor eeuwig;
in de zevende maand, op de tiende na nieuwemaan
   zult ge uw zielen laten bukken,-
welk werk ook, ge zult het niet doen,
de landgenoot en de zwerver die bij u te gast is!
30
Want op deze dag vraagt hij om verzoening over u om u te reinigen;
van al uw zonden zult ge voor het aanschijn van de Ene worden gereinigd.
31
Een sjabbat sjabbatoon is dat voor u,
laten bukken zult ge uw zielen!-
een inzetting voor eeuwig!
--
(0 )
(31)
(14)
(15-16)

Reacties

Populaire posts van deze blog

De levens van Claus (Mark Schaevers)

Modern Hindu Personalism

Harder Dan Sneeuw (Stefan Hertmans)