BI1J - Dag 060

Bijbel In Een Jaar

Dag 060

Proloog

BI1J:
De blinde Bartimeüs zegt tegen Jezus dat hij graag wil kunnen zien (v.51). Jezus zegt tegen hem: 'Je bent beter geworden dankzij je geloof' (v.52, BGT).
Het Griekse woord voor 'beter worden', sozo, is hetzelfde woord als 'gered', zoals het ook vertaald is in de Nieuwe Bijbelvertaling.
.

Spreuken (6)

BI1J:
Lijst met dingen die de Heer haat en waarvan Hij een afkeer heeft:
  1. hoogmoed,
  2. liegen,
  3. moorden,
  4. slechte plannen smeden,
  5. met plezier kwaad doen,
  6. vals getuigen en
  7. verdeeldheid zaaien onder broeders' (vv.16–19, HB).
BGT:
De Heer vindt het afschuwelijk 
  1. als je denkt dat je beter bent dan een ander,
  2. of als je liegt.
  3. als je onschuldige mensen vermoordt,
  4. of als je slechte plannen bedenkt.
  5. als je er plezier in heb om anderen kwaad te doen.
  6. als je bij de rechter leugens over anderen vertelt, 
  7. of als je ervoor zorgt dat vrienden ruzie met elkaar maken.

Marcus (10)

BI1J:
Het woord dat in Marcus 10:45 is vertaald als 'voor', is het Griekse woord anti, dat eigenlijk 'in plaats van' betekent. Het suggereert een vervanging. Het concept van lijden in onze plaats is het fundament van Jesaja 53. Met deze woorden laat Jezus zien dat Hij geloofde dat zijn dood geen toeval was en ook geen genoegdoening voor zijn eigen zonde. Hij geloofde dat Hij moest lijden in de plaats vananderen die anders zouden moeten lijden.
NB
40
maar het zetelen rechts van mij
of links, is niet aan mij om weg te geven,-
nee, dat is voor hen voor wie het is
gereedgemaakt!

Leviticus (5)


BI1J:
Achtergrond van Jezus' inzicht in zijn eigen dood:
  • Het 'hersteloffer' diende als 'genoegdoening' voor de zonde (5:15).
  • Het bracht vergeving (v.16) en
  • ging gepaard met bloedvergieten (7:2).
Dit is een voorafschaduwing van wat Jezus voor jou en mij zou doen aan het kruis.

Leviticus (6)

NB
5
Het vuur op het altaar wordt daarbij brandende gehouden,
   het mag niet uitgaan,- 

en morgen aan morgen zal de priester daarop blokken hout aansteken; 
schikken zal hij daarop de opgangsgave en in rook doen opgaan zal hij daarop de vetstukken van de vredesgaven.
6
Vuur wordt er altijd brandende gehouden op het altaar,
   het mag niet uitgaan! 
7
En dit is het onderricht voor de broodgift:
doen naderen zullen de zonen van Aäron haar tot het aanschijn van de Ene, tot het aanschijn van het altaar.
8
Als heffing zal hij met een goede greep daaruit nemen:
iets van het volkorenmeel van de broodgift en iets van haar olie, en alle witte wierook die op de broodgift ligt;
doen roken zal hij dat op het altaar, een reuk die-tot-rust-brengt is dit gedenkdeel van haar voor de Ene.
9
En wat er van haar overblijft zullen Aäron en zijn zonen opeten;
als matses wordt zij gegeten in het heilige oord;
in de voorhof van de tent van samenkomst zullen ze haar eten.
10
Ze mag niet met gist worden gebakken, als deel voor hen heb ik haar uit mijn vuuroffers gegeven;
een heiligdom van heiliging is zij, zoals de ontzondiging    en de verontschuldiging.
11
Al wat mannelijk is onder de zonen van Aäron, die zullen haar eten,-
een inzetting voor eeuwig voor al uw generaties aangaande de vuuroffers van de Ene;
al wie die aanraakt wordt geheiligd.
20
Alles wat haar vlees aanraakt wordt geheiligd, 
en wanneer iets van haar bloed spat op het gewaad,- 
dat waarop gespat wordt zul je uitwassen op een heilige plaats.
21
Gerei van gres waarin het wordt gekookt moet worden gebroken; 
als het in gerei van koper is gekookt: schoongeschuurd en afgespoeld met water
   moet het worden.
22
Al wat mannelijk is bij de priesters zal van haar eten; 
een heiligdom van heiliging is zij.
23
Maar elke ontzondigingsgave waarmee men met iets van het bloed is gekomen tot de tent van samenkomst
   om verzoening te vragen in het heiligdom zal niet worden opgegeten; 

die zal in het vuur worden verbrand! 


Leviticus (7)

19
Het vlees dat in aanraking komt met enigerlei besmetting zal niet worden gegeten,- in het vuur wordt het verbrand;
maar van het vlees geldt wél: al wie rein is kan vlees eten.
20
Maar de ziel die vlees eet van een vredesoffer voor de Ene en smet van hem daarover brengt:
afgesneden worde die ziel van haar medemensen!
23
spreek tot de zonen Israëls en zeg:
alle vet van os, schaap of geit zult ge niet eten!
24
Vet van een van ouderdom gestorven dier of vet van iets verscheurds kan worden klaargemaakt voor elk werk;
maar eten: ge zult het niet eten!
25
Ja, al wie vet eet van een stuk vee waarvan hij als toenadering een vuuroffer brengt aan de Ene:
afgesneden worde de ziel die dat eet van haar medemensen!
26
Alle bloed zult ge níet eten, overal waar ge komt te zitten,- noch van gevogelte noch van vee.
27
Alle ziel die welk bloed dan ook opeet:
afgesneden worde die ziel van haar medemensen!
--
(0)
(6)
(10)
(4-5)

Reacties

Populaire posts van deze blog

De levens van Claus (Mark Schaevers)

Modern Hindu Personalism

Harder Dan Sneeuw (Stefan Hertmans)