Gita Jayanti 2020





Lijst van sloka's die, tijdens GitaJayantiLezing 2020 (25-dec-2020, Zoom), mijn aandacht trokken:

  1. VERS 2.63: Uit woede komt volslagen illusie voort en illusie veroorzaakt verwarring van het geheugen. Wanneer het geheugen verward is, gaat de intelligentie verloren en is de intelligentie eenmaal verloren, dan valt men terug in het materiële moeras.
  2. VERS 2.68: Wie zijn zintuigen van de zinsobjecten kan weerhouden is daarom zeker iemand met een onwankelbare intelligentie, o sterkgearmde. 
  3. VERS 3.9: Men moet ACTIVITEITEN verrichten als offers aan Viṣṇu, omdat ACTIVITEITEN anders de oorzaak worden van gebondenheid in de materiële wereld. Vervul daarom je VOORGESCHREVEN PLICHTEN om Hem tevreden te stellen, o zoon van Kuntī; op die manier zul je altijd VRIJ blijven VAN GEBONDENHEID.
  4. VERS 3.17: Maar wie zijn menselijke levensvorm aan zelfrealisatie wijdt, wie alleen maar vreugde beleeft door en tevreden is met het zich realiseren van het zelf en zo volkomen voldaan is, voor hem bestaat er GEEN PLICHT. 
  5. VERS 3.27: Misleid door de invloed van het vals ego, denkt de ziel dat zij zelf de ACTIVITEITEN verricht die in werkelijkheid door de drie hoedanigheden van de materiële natuur worden verricht.
  6. VERS 3.32: Maar zij die dit onderricht uit kwaadwilligheid veronachtzamen en het niet naleven, zijn misleid en beroofd van alle kennis en zullen de volmaaktheid nooit kunnen bereiken. 
  7. VERS 3.43: Wanneer men weet dat men transcendentaal is aan de materiële zintuigen, geest en intelligentie, o sterkgearmde Arjuna, dan moet men de geest met een zorgvuldige, spirituele intelligentie [Kṛṣṇa-bewustzijn] beheersen en zo — door spirituele kracht — deze onverzadigbare vijand, genaamd lust, overwinnen.
  8. VERS 4.10: Door vrij te zijn van gehechtheid, angst en woede, door volledig van Mij vervuld te zijn en door hun toevlucht bij Mij te zoeken, werden er in het verleden zeer veel personen gezuiverd door kennis over Mij en zo hebben ze allemaal transcendentale liefde voor Mij bereikt.
  9. VERS 4.23: De ACTIVITEITEN van iemand die niet beïnvloed wordt door de hoedanigheden van de materiële natuur en die volkomen gegrond is in transcendentale kennis, gaan helemaal op in het transcendentale. 
  10. VERS 4.38: In deze wereld is er niets zo verheven en zuiver als transcendentale kennis. Zulke kennis is de rijpe vrucht van alle mystiek. En degene die volleerd is in het beoefenen van devotionele dienst, zal na verloop van tijd innerlijk plezier beleven aan deze kennis.
  11. VERS 4.39: Een mens met een vast geloof, die zich wijdt aan transcendentale kennis en die zijn zintuigen beheerst, is gekwalificeerd om zulke kennis te ontvangen. En heeft zo iemand die kennis eenmaal ontvangen, dan bereikt hij spoedig de allerhoogste spirituele vrede. 
  12. VERS 5.3: Wie de VRUCHTEN van zijn ACTIVITEITEN verlangt noch verafschuwt, staat bekend als iemand die altijd onthecht is. Zo iemand die vrij is van dualiteiten, overwint gemakkelijk de gebondenheid aan materie en raakt volkomen bevrijd, o sterk-gearmde Arjuna.
  13. VERS 5.8-9: Hoewel een persoon met goddelijk bewustzijn ziet, hoort, voelt, ruikt, eet, zich voortbeweegt, slaapt en ademt, is hij er zich altijd van bewust dat HIJ EIGENLIJK HELEMAAL NIETS DOET. Want terwijl hij spreekt, zich ontlast, iets in ontvangst neemt of zijn ogen opent of sluit, is hij er zich diep vanbinnen altijd van bewust dat ALLEEN DE MATERIËLE ZINTUIGEN EN DE ZINSOBJECTEN OP ELKAAR INWERKEN EN DAT HIJ LOS VAN HEN STAAT.
  14. VERS 5.23: Wanneer iemand, voordat hij zijn huidige lichaam opgeeft, in staat is de drangen van de materiële zintuigen te weerstaan en de sterke invloed van verlangen en woede weet te beheersen, dan bevindt hij zich in de juiste positie en is hij gelukkig in deze wereld.
  15. VERS 5.27-28: Door zich voor externe zins-objecten af te sluiten, zijn ogen en blik op het punt tussen de twee wenkbrauwen gericht te houden en de in-en uitademing stil te houden in zijn neusgaten en zo zijn geest, zintuigen en intelligentie te beheersen, raakt de transcendentalist die naar bevrijding streeft, verlost van verlangen, angst en woede. Wie altijd in deze toestand verkeert, is zeker bevrijd.
  16. VERS 6.1: De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei: Wie niet gehecht is aan deVRUCHTEN van zijn ACTIVITEITEN en handelt volgens zijn PLICHT, bevindt zich in de onthechte levensorde en is de ware mysticus, maar niet degene die geen vuur ontsteekt en geen plichten vervult.
  17. VERS 6.5: Men moet zich met behulp van zijn geest bevrijden en niet verlagen. De geest is de vriend van de geconditioneerde ziel, maar ook haar vijand. 
  18. VERS 6.44: Op grond van het goddelijk bewustzijn van zijn vorige leven raakt hij vanzelf aangetrokken tot de principes van yoga, zelfs zonder ernaar op zoek te zijn. Zo’n leergierige transcendentalist staat altijd boven de ritualistische principes van de geschriften. 
  19. VERS 7.13: Misleid door de drie hoedanigheden [goedheid, hartstocht en onwetendheid], is de hele wereld onbekend met Mij, die boven deze hoedanigheden verheven ben en onuitputtelijk.
  20. VERS 8.8: Wie op Mij mediteert als de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods en zonder van het pad af te dwalen voortdurend aan Me denkt, zal Me zeker bereiken, o Pārtha.
  21. VERS 8.11: Personen die geleerd zijn in de Veda’s, die oṁkāra chanten en die grote wijzen in de onthechte levensorde zijn, treden binnen in het Brahman. Wie zulke volmaaktheid verlangt, leeft celibatair. Ik zal je nu in het kort deze methode uitleggen waardoor men verlossing kan bereiken.
  22. VERS 8.12: Verankerd zijn in yoga betekent dat je je van alle zintuiglijke bezigheden onthecht. Door alle poorten van de zintuigen te sluiten, de geest op het hart te concentreren en de levensadem naar de kruin van het hoofd te brengen, raakt men verankerd in yoga. 
  23. VERS 9.2: Deze kennis is de koning van alle onderricht, het geheimste van alle geheimen. Ze is de zuiverste kennis en omdat ze door bewustwording rechtstreeks inzicht geeft in het zelf, is ze de vervolmaking van religie. Ze is onvergankelijk en wordt MET PLEZIER BEOEFEND.
  24. VERS 9.4: In Mijn ongemanifesteerde vorm doordring Ik dit hele universum. Alle wezens bevinden zich in Mij, maar Ik ben niet in hen.
  25. VERS 9.5: En toch bevindt alles wat geschapen is zich niet in Mij. Aanschouw Mijn mystieke volheid! Hoewel Ik de instandhouder ben van alle levende wezens en hoewel Ik overal aanwezig ben, maak Ik geen deel uit van deze kosmische manifestatie, omdat Mijn eigen Zelf de bron is van de schepping. 
  26. VERS 9.13: O zoon van Pṛthā, zij die niet misleid zijn, de grote zielen, worden door de goddelijke natuur beschermd. Ze zijn voortdurend en uitsluitend BEZIG met devotionele dienst, omdat ze Me kennen als de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, die oorspronkelijk en onuitputtelijk is.
  27. VERS 9.15: Anderen, die offeren door kennis te cultiveren, vereren de Allerhoogste Heer als degene die één is en geen gelijke heeft, als degene die verdeeld is in vele en als de kosmische gedaante. 
  28. VERS 9.21: Nadat ze zo van veel hemelse zinsbevrediging genoten hebben en de resultaten van hun vrome activiteiten hebben uitgeput, keren ze terug naar deze planeet van stervelingen. Zij die op zoek zijn naar zinnelijk genot door zich aan de principes van de drie Veda’s te houden, bereiken op die manier ENKEL HERHAALDELIJK GEBOORTE EN DOOD.
  29. VERS 9.27: Wat je ook doet, wat je ook eet, wat je ook offert of weggeeft en wat voor ascese je ook verricht, doe dat, o zoon van Kuntī, als een offer aan Mij. 
  30. VERS 9.30: Wie devotionele dienst verricht, moet, ook al begaat hij de verfoeilijkste daad, als heilig worden beschouwd, omdat hij vastberaden het juiste doel nastreeft.
  31. VERS 10.10: Aan hen die Mij voortdurend met liefde en devotie dienen, geef Ik het VERSTAND waarmee ze tot Mij kunnen komen. 
  32. VERS 11.45: Nu ik deze kosmische gedaante, die ik nooit eerder aanschouwde, gezien heb, ben ik VERHEUGD, maar tegelijkertijd is mijn geest vervuld van ANGST. Wees me daarom alsjeblieft genadig en toon me opnieuw Je gedaante als de Persoonlijkheid Gods, o Heer der heren, o toevlucht van het universum. 
  33. VERS 12.15: Hij die niemand in moeilijkheden brengt, door niemand verstoord kan worden en evenwichtig blijft in geluk, verdriet, angst en ongerustheid, is Me zeer dierbaar.
  34. VERS 12.16: Die toegewijde van Mij die niet afhankelijk is van de geijkte gang van zaken, die zuiver en bekwaam is, die geen zorgen heeft, die vrij is van alle pijn en geen resultaten meer nastreeft, is Mij zeer dierbaar. 
  35. VERS 13.21: De materiële natuur wordt de oorzaak van alle materiële oorzaken en gevolgen genoemd, terwijl het levend wezen de oorzaak is van verschillende vormen van leed en genot in deze wereld.
  36. VERS 13.29: Wie ziet dat de Superziel overal, in ieder levend wezen, aanwezig is, zal zichzelf niet verlagen door zijn geest. Op die manier nadert hij de transcendentale bestemming.
  37. VERS 13.30: Wie ziet dat alle ACTIVITEITEN VERRICHT WORDEN DOOR HET LICHAAM, dat geschapen is door de materiële natuur, en ziet dat DE ZIEL ZELF NIETS DOET, ziet de dingen zoals ze zijn.
  38. VERS 13.33: Omdat de ether zo subtiel van aard is, mengt hij zich nergens mee, hoewel hij overal aanwezig is. Op dezelfde manier mengt een ziel die alles vanuit het oogpunt van Brahman bekijkt, zich niet met het lichaam, hoewel ze in dat lichaam aanwezig is.
  39. VERS 14.5: De materiële natuur bestaat uit drie hoedanigheden: goedheid, hartstocht en onwetendheid. Wanneer het eeuwig levend wezen in aanraking komt met de materiële natuur, o sterk-gearmde Arjuna, raakt het door deze hoedanigheden geconditioneerd. 
  40. VERS 15.7: De levende wezens in deze wereld van gebondenheid zijn Mijn eeuwige, afzonderlijke deeltjes. Door hun geconditioneerde bestaan zijn ze verwikkeld in een hevige worsteling met de zes zintuigen, waarvan de geest er één is.
  41. VERS 15.11: De strevende transcendentalisten die zelf-gerealiseerd zijn, kunnen dit allemaal duidelijk zien. Maar zij die geen ontwikkelde geest hebben en niet zelf-gerealiseerd zijn, kunnen, ondanks al hun inspanningen, niet zien wat er plaatsvindt.
  42. VERS 15.17: Naast deze twee categorieën is er de grootste levende persoonlijkheid, de Allerhoogste Ziel, de onvergankelijke Heer Zelf, die de drie werelden is binnengegaan en deze in stand houdt.
  43. VERS 16.11-12: Ze zijn ervan overtuigd dat het bevredigen van de zintuigen het voornaamste doel van de menselijke beschaving is. Zo ervaren ze tot aan het einde van hun leven enorme angst en bezorgdheid. Verstrikt in een net van honderdduizenden verlangens en vervuld van lust en woede, proberen ze op onwettige wijze rijkdom te bemachtigen voor hun zinsbevrediging.
  44. VERS 16.16: Zo door talloze angsten verbijsterd en verstrikt in een netwerk van illusies, raken ze te sterk gehecht aan zinsbevrediging en glijden ze af naar de hel.
  45. VERS 16.21: Er zijn drie poorten die tot deze hel leiden: lust, woede en hebzucht. Ieder verstandig mens moet deze drie opgeven, omdat ze tot de degradatie van de ziel leiden. 

...met interessante structuur in het laatste hoofdstuk (*):

  1. VERS 18.5: OFFERS, VRIJGEVIGHEID EN ASCESE moeten niet worden opgegeven; ze moeten worden verricht. Sterker nog, OFFERS, VRIJGEVIGHEID EN ASCESE zuiveren zelfs de grote zielen.
  2. VERS 18.6: Al deze ACTIVITEITEN moeten zonder gehechtheid en zonder enige verwachting van resultaten worden verricht. Ze moeten uit plichtsbesef verricht worden, o zoon van Pṛthā. Dat is mijn definitieve mening.
  3. VERS 18.10: Een intelligent en onthecht persoon in de hoedanigheid goedheid die geen hekel heeft aan onaangename ACTIVITEITEN, maar die evenmin gehecht is aan aangename ACTIVITEITEN, heeft geen twijfels over ACTIVITEIT.
  4. VERS 18.12: Wie niet onthecht is, zal na zijn dood worden opgewacht door de drie soorten resultaten van zijn ACTIVITEITEN — gewenste, ongewenste en gemengde. Maar zij die zich in de onthechte levensorde bevinden, ontkomen aan zulke resultaten die genot en leed veroorzaken.
  5. VERS 18.14: De VIJF FACTOREN van ACTIVITEIT zijn: de plaats van handeling [het lichaam], de handelende persoon, de verschillende zintuigen, de verschillende soorten inspanning en uiteindelijk de Superziel.
  6. VERS 18.18: Kennis, het object van kennis en de kenner zijn de DRIE FACTOREN DIE TOT ACTIVITEIT LEIDEN. De zintuigen, de handeling zelf en de handelende persoon zijn de DRIE ONDERDELEN WAARUIT EEN ACTIVITEIT IS SAMENGESTELD.
  7. VERS 18.29: O overwinnaar van rijkdom, luister nu goed naar Mijn uitvoerige beschrijving van de verschillende soorten INTELLIGENTIE en VASTBERADENHEID die er overeenkomstig de drie hoedanigheden van de materiële natuur bestaan.
  8. VERS 18.36: O beste onder de Bhārata’s, hoor nu van Mij over de drie soorten GELUK waardoor de geconditioneerde ziel geniet en waardoor soms al haar ellende beëindigd wordt. 
  9. VERS 18.41: O bestraffer van de vijand, (de VIER VARNA'S, zijnde) de brāhmaṇa’s, de kṣatriya’s, de vaiśya’s en de śūdra’s worden onderscheiden door de kwaliteiten die voortkomen uit hun eigen aard overeenkomstig de materiële hoedanigheden.
  10. VERS 18.45: Iedereen kan VOLMAAKT worden door te HANDELEN VOLGENS DE EIGENSCHAPPEN DIE BIJ ZIJN ACTIVITEITEN HOREN. Hoor nu alsjeblieft van Mij hoe dit mogelijk is.
  11. VERS 18.46: Wanneer men de alomtegenwoordige Heer, de oorsprong van alle wezens, aanbidt, kan men DOOR HET VERRICHTEN VAN ZIJN EIGEN VOORGESCHREVEN ACTIVITEITEN VOLMAAKT worden.
  12. VERS 18.47: Het is beter om je EIGEN PLICHT te doen, ook al vervul je die onvolmaakt, dan om de plicht van iemand anders op je te nemen en die volmaakt te vervullen. PLICHTEN DIE ZIJN VOORGESCHREVEN OP GROND VAN IEMANDS AARD, LEIDEN NOOIT TOT KARMISCHE REACTIES OP ZONDEN.
  13. VERS 18.57: Stel je bij al je ACTIVITEITEN volledig van Mij afhankelijk en werk altijd onder Mijn bescherming. Wees je in zulke devotionele dienst volkomen van Mij bewust. 
  14. VERS 18.63: Zo heb Ik je dan kennis gegeven die nog vertrouwelijker is. OVERWEEG DIT ALLES GRONDIG EN DOE DAN WAT JE WILT.
  15. VERS 18.70: En Ik verklaar dat DEGENE DIE DIT HEILIGE GESPREK VAN ONS BESTUDEERT, ME MET ZIJN INTELLIGENTIE VEREERT.

--

 
--

Referenties:

--

(*) APPENDIX

I.e. in chapter 18, the Bhagavad Gita calls 

  • for ACTION (with relinquishment, or surrender, of the fruits of that action), 
  • i.e. NOT for (lazy) renunciation (of the ACTION itself).

...also in OTHER renditions, like:

Same conclusion is given by different schools. 

E.g. 

(1) Svayam Prakash Sharma: 

"Chapter eighteen is the final chapter of the Gita. In this chapter Lord Krishna tells Arjuna the difference between 

  • SANYASA, that is renunciation, and 
  • TYAGA, that is relinquishment, or surrender. 
He advises that we should surrender, or give up, only the rewards and the fruits of action, and not the actions themselves."
(3) Literary Study Guide:
(4) Ravi Shankar (Art of Living):
(5) Advaita Vedanta:
(6) x:
(7) y:
(8) z:
--

Reacties

Populaire posts van deze blog

De levens van Claus (Mark Schaevers)

Modern Hindu Personalism

Harder Dan Sneeuw (Stefan Hertmans)